Van de paviljoens die tijdens de Floriade 1972 werden gebouwd mist er één. Er wordt verteld dat dit Franse paviljoen waarschijnlijk met aarde werd toegedekt. Met hulp van studenten van de faculteit archeologie van de Universiteit van Amsterdam, wordt het paviljoen opgezocht en wellicht een deel blootgelegd.
i.s.m. Universiteit van Amsterdam, faculteit archeologie
Van alle activiteiten gedurende het project is dit de meest spannende. De manager parken van Stadsdeel Zuid heeft van tevoren met zijn wichelroede de stalen vijverbakken, die op de archieffoto’s voor de ingang van het paviljoen duidelijk zichtbaar zijn, gelokaliseerd. Hierdoor blijkt dat wat we voorheen aanzagen als een muurtje op een heuvel, de dakrand van het paviljoen is. Bij het graven van de eerste proefsleuf ontdekken we meteen de gaten waarin de letters ‘France’ bevestigd hebben gezeten. Van de letters zelf geen spoor.
Ondertussen vertellen de archeologie studenten de andere deelnemers over hun meest recente opgravingen in Griekenland, de do’s and don’ts in de archeologie en de rol van aannames en fantasie tijdens het opgraven. Ook vertellen ze dat het opgraven van een gebouw uit de jaren ‘70 is niet zo gebruikelijk is, maar er wel een tendens is om steeds jongere gebouwen op te graven. Bijvoorbeeld fabrieksgebouwen van rond 1900. Ook spreekt hen de koppeling die we leggen tussen de archeologie en een doorsnee zondags parkpubliek aan, omdat archeologie nog al te vaak wordt gezien als een noodzakelijk kwaad (tijdens nieuwbouwplannen) of iets dat zo stoffig is dat niemand er over wil horen.
Wanneer we de ingang van het paviljoen vinden en blootleggen heerst er een jubelstemming. De stalen dakconstructie, een vroege pionier op het gebied van groene daken, heeft de tijd goed doorstaan. In het middel ligt een grote bult zand. Er wordt druk gediscussieerd over mogelijke nieuwe bestemmingen voor het paviljoen. Ook vragen mensen zich af of het echt waar is dat de vrouwenbeweging in de jaren ‘80 ervoor heeft gezorgd dat het paviljoen is begraven, omdat het een donkere steeg en dus een bedreiging voor vrouwen vormde.
Op weg naar huis lopen we langs de portier. Hij vertelt ons dat het paviljoen is begraven, omdat er een jongetje van het muurtje, toen nog dakrand, is gevallen en is overleden.